BTW-teruggave bij oninbare vorderingen

In deze tijd komt het helaas vaker voor: oninbare vorderingen. Hoe dient u om te gaan met de btw op deze vorderingen?

De ondernemer verzendt een factuur voor de verrichte arbeid en levering, maar de factuur wordt nooit betaald. Na diverse aanmaningen en pogingen om de factuur alsnog betaald te krijgen, geeft de ondernemer het op. De ondernemer zit alleen nog met één ding in zijn maag. De btw over de factuur is reeds afgedragen aan de Belastingdienst, terwijl hij deze nooit van zijn cliënt heeft ontvangen. Gelukkig kan de ondernemer deze btw bij de Belastingdienst terugvragen. Hij dient aannemelijk te maken dat de factuur niet betaald is en ook niet betaald zal worden. Dit kan door bijvoorbeeld het volgende aan de Belastingdienst te overhandigen:

• een brief van de curator, waarin deze meedeelt dat de ondernemer geen aanspraak kan maken op een uitdeling uit het faillissement van zijn cliënt (met andere woorden de vordering zal nooit betaald worden);
• een brief van een incassobureau, waarin deze aangeeft dat verhaal op de cliënt niet mogelijk is;
• correspondentie met de cliënt, waaruit blijkt dat deze niet (geheel) zal betalen.

Binnen één maand na het tijdstip waarop redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de cliënt niet meer zal betalen, dient de ondernemer de Belastingdienst per brief te verzoeken om deze btw-teruggave. Het terugvragen van oninbare btw in de periodieke aangifte omzetbelasting is niet toegestaan. Dit blijkt recentelijk ook uit een arrest van Hof Amsterdam.

Alleen btw begrepen in creditnota’s mag op basis van een goedkeuring van de staatssecretaris van Financiën rechtstreeks op de aangifte in mindering worden gebracht. Voor de praktijk is dit veelal geen oplossing. De ondernemer wil immers nog steeds het geld van de cliënt en zal de factuur daarom ook niet willen crediteren. Ook het uitreiken van een interne creditfactuur is volgens de rechter onvoldoende om de btw-teruggave te kunnen claimen.

Boontje komt om zijn loontje. De in aftrek gebrachte btw dient de afnemer weer aan de Belastingdienst terug te betalen.